Witlam: Atlantis in Zuid-Holland
Laatste update: 10/11/2003

Nu volgt een onsamenhangend maar niet minder intrigerend verhaal. Onsamenhangend omdat ik hier de vondsten van mijn speurtocht probeer samen te brengen, maar de tijd niet heb voor een fatsoenlijke redactie. Intrigerend omdat historici doorgaans menen dat het een opgeklopt verhaal is. Feit blijft dat er aanwijzingen blijven opduiken.

=> 1 INLEIDING
=> 2 DE ROMEINSE TIJD
=> 3 DE DONKERE MIDDELEUWEN
=> 4 EIND 7E EEUW
=> 5 ACHTSTE EEUW
=> 6 NEGENDE EEUW
=> 7 ATLANTIS IN NEDERLAND
=> 8 ALGEMENE MISVATTINGEN

1 INLEIDING

In de zomer van 2003 kocht ik op een veiling een oud boek getiteld 'geschiedenis van voorne etc'. In dat boek stond de volgende zin:"de bewoners etc.". Het boek is gewijd aan de geschiedenis van Voorne maar over de blijkbaar belangrijke stad Witlam slechts een zinnetje… Dat intrigeerde mij zeer en ik ben gaan zoeken naar meer informatie over de verdwenen stad hier zo vlakbij. De stad bleek ooit een belangrijk internationaal knooppunt in de handel te zijn waar bijvoorbeeld de Vikingen en de Franken elkaar troffen, waar eerder de Romeinen een castellum gebouwd hadden om vijfhonderd soldaten te huisvesten, waar de resten van reusachtige kerken nog in de zestiende eeuw bij doodtij boven water staken. Er bleek een heus Atlantis verhaal te zijn, zo vlakbij.

Het bleek dat hoe meer ik zocht, hoe duidelijker het werd dat er zo weinig bekend was. Diverse auteurs van historische werkjes doen foutieve gissingen naar de lokatie van de verdwenen stad. Zo kwam ik als vermoedelijke lokaties tegen: 'in de buurt van Geervliet', 'Domburg' of 'op Voorne'. Misschien juist omdat ik door dit bronnenonderzoek nauwelijks wijzer werd, werd ik des te nieuwsgieriger. De gevonden puzzelstukjes die op elkaar aansluiten heb ik in dit document verzameld.

Omdat de belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van Witlam zich 2000 jaar geleden afgespeeld hebben is het voor mij onmogelijk om een wetenschappelijk verantwoord werkje te produceren. Ik hoop simpelweg een grof overzicht te creeeren van de geschiedenis van Witlam. Het is niet te voorkomen dat een en ander gekleurd is door de tijd en omstandigheden maar wellicht is dat de charme ervan.

Witlam werd geduid onder vele namen. Andere namen zijn: Utla of Uutla en hebben mogelijk een scandinavische oorsprong. De naam 'Oude Wereld' komt van Goeree. De naam Witlam wordt door mij gebruikt omdat deze eenvoudig te hanteren is. Deze naam komt ook wel voor als Witla of Witle.

2 DE ROMEINSE TIJD

Zo rond het jaar 500 voor Christus begonnen de Romeinen met gebiedsuitbreiding van hun rijk. Rond het jaar 12 voor Christus was het romeinse rijk dermate uitgebreid dat ook Nederland aan de beurt was. Onder keizer Augustus werd het zuiden van Nederland bezet tot aan de Rijn. De rivier, die toen nog ter hoogte van Katwijk in de Noordzee uitkwam, was uiteindelijk de grens van het Romeinse rijk.

Wat we nu Nederland noemen was in die tijd bewoond door Friezen, Kanninefaten, Batavieren en Frisiavonen. Gezamenlijk hebben ze gevochten tegen de Romeinen, maar het mocht niet baten. Door de Rijn als uiteindelijke grens te kiezen was het voor de Romeinen een eenvoudig te bewaken.grens. Grofweg betekende dit dat de Batavieren (en natuurlijk de Kanninefaten en Frisiavonen) in het rijk ingelijfd werden en de Friezen niet. Dit deel van het Romeinse rijk werd Germania Inferior genoemd.

Langs de grens werden op een afstand van ongeveer 2 uur marsafstand van elkaar castella gebouwd. Zo'n castellum was in feite een legerkamp waar ongeveer vijfhonderd soldaten werden ondergebracht. De meeste van deze Castella waren gelegen langs de Limes, de Noordelijke grens van het Romeinse Rijk tussen het jaar 48 en het jaar 250. Rond het kamp onstond vaak een stad als gevolg van de bedrijvigheid die door zo'n kamp op gang kwam. Bekend zijn de diverse castella langs de Rijn, maar ook langs kustlijn waren er in Nederland slechts vijf castella. Velsen waar toen de Friezen huisden, Brittenburg bij Katwijk waar de Rijn in de Noordzee uitkwam, en in het gebied van de Frisiavonen Helinio bij Oostvoorne, toen de noordelijke Maas-oever, Witlam op de zuidelijke Maas-oever en op het puntje van Walcheren. Van deze laatste twee is onbekend welke naam de Romeinen aan deze castalla gegeven hadden.

In de praktijk merkten de Batavieren van de Romeinse bezetting dat ze belasting moesten betalen en soldaten moesten leveren maar er ook een handelspartner bij hadden. Met de Romeinen werd namelijk veel handel gedreven. Bovendien introduceerden de Romeinen twee zaken die de handel makkelijker maakten: betalen met munten en een gestandaardiseerd wegennet.

In het jaar 405 werden de Rijnlegioenen teruggeroepen naar Italie om te helpen met de verdediging tegen de Gothen. Velen die inmiddels voor de broodwinning afhankelijk waren geworden van de Romeinse aanwezigheid, trokken simpelweg met hen mee. De militaire kracht waarmee de grens langs de Rijn bewaakt werd nam sterk af en het gevolg was dat in het jaar 406 de grenzen onder de voet gelopen werden. Speciaal de marktplaatsen langs de grens hadden de belangstelling van de nieuwe machthebbers, en in onze regio werden de eerste Frankische koninkrijken gesticht. Het terugroepen van de troepen naar Italie mocht niet baten en toen de Gothen in het jaar 410 Rome innamen was dat definitief het einde van het Romeinse gezag hier.

Vanaf dat jaar beginnen de donkere Middeleeuwen hier te lande. Hiermee wordt bedoeld dat er vrijwel geen historische bronnen ter beschikking staan die een inzicht geven in de ontwikkelingen ter plaatse.

3 DE DONKERE MIDDELEUWEN

De Frankische koningen zagen zich als opvolgers van het Romeinse gezag. Deze houding en de belangrijke rol van de kerk zorgden er voor dat veel ingevoerde zaken in stand bleven zoals bijvoorbeeld het Latijn als voertaal. Door haar leidende functie in het onderwijs bracht de Kerk belangrijke onderdelen van de Romeinse cultuur over op de nieuwe Frankische elite. Frankische koningen bekeerden zich tot het Christendom en lieten zich in kerken begraven. Christendom werd een kenmerk van beschaving in adellijke kringen.

In de 7e eeuw ontstaat een goudtekort en de machthebbers gaan ertoe over om in plaats uit te betalen in goud, grond te schenken. Vooral ontgonnen land werd door de Koning geclaimd. In de achtste eeuw wordt de grond niet meer geschonken maar in leen gegeven. Hierbij houdt de koning allerlei rechten. Doordat de elite een eed van trouw moet zweren en de grond eigendom van de koning blijft, hield de koning het gezag over de elite. Dit systeem heet het leenstelsel beneficium.

[In de 10e eeuw maakte dit beneficium plaats voor het feodum] Degenen middels dit feodum verbonden aan de heer werden vazal genoemd. Grond nog volledig in eigendom van de elite was allodiaal bezit naar allodium, wat eigen, vrij erfgoed betekende. Deze elite op haar beurt ging weer feodale banden aan met de bevolking. Deze beleende grond was overerfbaar. Zo ontstond uit de Frankische elite een Merovingische adel, waarvoor later ook bestuurlijke functies overerfbaar werden. Zo ontstonden de termen verwantschap, afstamming en stamboom.

Vanaf de 8e eeuw waren bij de Franken vier sociale klassen en standen:
1 de Koning.
2 de Rijksadel die via huwelijken een zekere familieband met de koning hadden.
3 de Adel door de feodale eed van trouw aan het hof verbonden.
4 de bevolking; mensen zonder feodale banden, de vrijen; mensen met feodale banden met de adel, de halfvrijen; slaven.
Om de status van koning te handhaven en om grond in leen te kunnen geven gingen de Frankische koningen het gebied ten noorden van de oude Romeinse Rijksgrens veroveren. Omstreeks 630 tot 640 werd Midden-Nederland tot aan Utrecht tijdelijk veroverd, maar de Friezen waren te sterk. Omstreeks 690 werd Midden-Nederland definitief geannexeerd. Rond 720 volgde de onderwerping van de Friezen in het grootste deel van het kustgebied, maar de strijd in Oost- en Noord-Nederland was langdurig en zeer geweldadig. Pas rond 800 wist Karel de Grote de Saksen te verslaan en door te stoten tot de grens met de Denen in Zuid-Jutland. Het dan ontstane rijk wordt naar Karel de Grote het Karolingische Rijk genoemd. Door schenkingen van Frankische adel of koningen aan de inheemse leiders, rechtsbescherming, kerstening en beinvloeding door de talen technologie werd het gezag van de koning in de veroverde gebieden versterkt. In Utrecht werd een bisdom gesticht met als hoofdtaak de bekering van de Friezen. Het steunde missionarissen en het stimuleerde het stichten van kerken.
De feodale tijd: 850-1350

4 EIND 7E EEUW

In een abdij is een geschrift gevonden dat het oudste geschrift is met betrekking tot hetgeen wij kennen als Holland. In het Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299 is de volgende tekst om deze reden opgenomen als eerste document:

'(...) similiter donavit in pago Fresinse alio locello cuius vocabulum est UUitle, curtile et pratello ubi V vaccas pascere potes, et mancipiis IIII his nominibus: Altbora et uxor sua Clodauuiua cum infantes (sic, l. infante?) eorum et Sigebora'

'gelijktijdig heeft hij (Rathadus) [de abdij Blandinium] begiftigd met een andere plaats, die Witle heet, met een boerderij en een kleine weide, waarop je vijf koeien zou kunnen laten grazen, en met vier horigen met deze namen: Altbora en diens vrouw Clodawiva met hun kind en Sigebora'

In deze optekening die oorspronkelijk in het Latijn was, doet ene Rathadus een schenking aan het klooster Blandinium. Tegenwoordig is dit de Sint-Pietersabdij in Gent. De optekening is gevonden in het uit de tiende eeuw stammende Liber traditionum van de abdij. Rathadus schenkt onder andere de spullen op Witla: een boerderij, een kleine weide waar vijf koeien op kunnen grazen, en vier horigen. De schenking zelf heeft ergens in de zevende eeuw plaatsgevonden. Het gebied waar de monding van de maas in ligt wordt aangeduid als pago Fresinse.

5 ACHTSTE EEUW

In de achtste eeuw was er een levendige handel op gang gekomen tussen de Hollanders, Scandinaviers en Engelsen. Alle handelsbetrekkingen liepen via vaste routes waarbij vanuit ons perspectief twee belangrijke kruispunten waren: Dorestad voor de binnenlandse handel en Witlam voor de internationale handel. Voor het vervoer van handelsgoederen werden namelijk voornamelijk schepen gebruikt en door de strategische ligging konden deze handelsplaatsen floreren. Bij Dorestad kruisten de noord-zuid en oost-west routes en Witlam was een van de weinige havensteden aan de Noordzee die bovendien een waterverbinding met het achterland, en Dorestad, had.

Het handelsaanbod was groot en divers. Men bedreef handel in huiden, leer, wol, vis, zout, graan, wijn, aardewerk, molenstenen, wapens, slaven (afkomsting uit oost-europa), pelswerk, zee-ivoor (walrustanden), hout en Fries laken en andere vormen van fijn textiel. maar ook wierook en inkt. De noormannen waarmee ze later zo bitter slaags raakten werden via deze handelsstaden bevoorraad met wapens.

In de Karolingische tijd was bij Dorestad een belangrijke rijkstol waar men belasting op invoer en doorvoer moest betalen. Hoewel veel goederen bij Witlam binnenkwamen is er niets bekend over een rijkstol uit die tijd.

6 NEGENDE EEUW

De negende eeuw was een tijd van grote veranderingen. Het land viel ten prooi aan politieke instabiliteit met alle gevolgen van dien. Lodewijk de Vrome werd in 833 door zijn zoon Lotharius en Lodwijk de Duitser en Karel de Kale afgezet. Het land verzwacht qua militaire betekenis en tot overmaat van ramp beginnen de Vikingen binnen te vallen. De invallen van de Vikingen verstoorden de handel danig. De Noormannen veroverden vanuit het westen steeds meer en dreef de handel oostwaarts. Daarnaast zorgde wateroverlast voor verplaatsing van de handelscentra. Nieuwe handelssteden werden uiteindelijk gevormd door Utrecht, Tiel, Deventer en Stavoren. Ook Tiel werd geplunderd en Utrecht werd in brand gestoken, maar de handel bleef.

In het jaar 834 vonden de eerste grote aanvallen plaats van de Vikingen. Behalve Dorestad en Antwerpen moest ook Witlam eraan geloven. De steden worden veroverd, geplunderd en in brand gestoken. Lodewijk de Vrome maakt van de gelegenheid om de macht te grijpen en begint systematisch weerstand te bieden.

Witlam en Antwerpen herstellen zich maar in 836 gaat het weer mis. In Belgie worden kloosters geplunderd en Antwerpen wordt wederom geplunderd en in brand gestoken. Zo ook in Witlam, maar daar forderten sie zusätzlich Tributzahlungen von den Einwohnern.

Dit is de druppel die de emmer doet overlopen en Lodewijk de Vrome gaat vestingen bouwen rond de meestgeplaagde steden, te beginnen met Witlam. Het werkt blijkbaar want de eerstvolgende aanval in 837 is nu op Walcheren en in Dorestad om daar Tribuut te halen. De Vikingen laten Witlam wijselijk links liggen. Tot overmaat van ramp overstroomt nog geen jaar later het hele kustgebied van Nederland.

Lodewijk de Vrome dringt erop aan dat de danig verkommerde vloot met spoed hersteld wordt. Rorik, de deen die Friesland veroverd heeft krijgt samen met zijn broer Dorestad in leen. Het idee erachter is dat ze op deze manier hun landgenoten buiten de deur houden, of tenminste weerhouden van plunderen. Dat lukt niet altijd. In 836 is het weer raak in Dorestad en na de plundering wordt Dorestad verlaten, de restanten van de oorspronkelijke stadskern worden namelijk met kerk en al weggespoeld doordat het aan een buitenbocht van de Kromme Rijn lag.

In 885 wordt Godfried, een oom van Rorik en bij Lobith vermoord. Graaf Gerulf is bij deze moord betrokken. De moord betekent het einde van de overheersing van de Noormannen.

Op 4 augustus 889 schenkt Koning Arnulf namelijk aan Graaf Gerulf een aantal met name genoemde goederen, die voor het merendeel gelegen zijn tussen de Rijn en Swithardeshage 'in diens graafschap'. De naam van deze graafschap wordt er verder bij name genoemd, maar het wordt algemeen beschouwd als de kern van het latere graafschap Holland.

Na Gerulf is het gebied verder uitgebreid en in 1101 noemt graaf Florens II zich in een oorkonde 'Florentius comes de Hollant'. De graafschap is inmiddels uitgebreid tot het gebied tussen de monding van de Maas en het Kennemerland. Dit wordt later uitgebreid met Kennemerland en Waterland.

Uit een muntvondst in Zelzate kan afgeleid worden dat de handel zich in de elfde eeuw onverminderd voortgezet had tussen de Scheldestreek en het Friese achterland.

There was another attack on Frisia in 837 and Louis was at last forced to take action. He had been purposing an expedition to Italy, but he gave up his plans and marched instead to Nimeguen with the intention of driving the vikings out of Frisia. But they escaped before he arrived and he could do nothing except make some pretence of setting in order the defences of the country, now a matter of considerable difficulty inasmuch as some of the Frisians, in despair of obtaining effective aid from the emperor, seemed disposed to seek safety by siding with the vikings. The Danish king Horik I (p. 93) had denied all knowledge of the earlier raids, telling the emperor that he had seized and executed some of the pirates responsible for them, and he even went so far as to demand in return blood-money for those of his countrymen who had been slain during these plunderings. Exactly how he justified this preposterous demand is not known, but it is easy to believe that at this period he was not the instigator of the raids, and Louis, recognizing the impotence of even a strong Danish king to curb this viking enterprise, itself probably a result of Horik's tyranny in his own state, had to content himself with a diplomatic indication that he would hold Horik responsible for any further acts of piracy committed by his countrymen.

A storm, happily for the Frisians, destroyed a Danish fleet that set off to ravage their country in 838, and Louis, seeing that further attack was to be expected, now ordered the building of some boats to patrol the coast so that at least there might be some warning of the raids. Nothing happened for the rest of that year, but there was a renewal of the viking plunderings in 839. Their ravages, however, were overshadowed by a horrible disaster of another kind, for on Boxing Day of this year the sea broke over the dykes and poured into the land, destroying, it is said, over two thousand four hundred homesteads and drowning a large number of men and animals. But the emperor was now in no mood to concern himself with the unhappy state of this country, for he was already heavily involved in the desperate political jealousies of his sons, and during the stormy domestic quarrels of 839 he gave no heed to the further viking raids on Frisia and up the Rhine. It may be that he bought some peace for the Frisians by the grant of Walcheren to the Danish insurgent Harald and of Dorstad to his brother Rorik, wasting no more time on wordy exchanges with Horik; but the troubles within the empire were now increasing, and the menace from Danish pirates was the least of the urgent anxieties that beset the Franks on that summer morning of A.D. 840 when Louis the Pious, the second Carolingian emperor, died.

In 173, the Chauci, a tribe from what is now called Groningen and Ostfriesland, invaded Flanders. The Roman government replied by building several fortresses along the coast of what is now Zeeland. Because the sea has been active in the third century, the castle at Goeree must be sought somewhere off the coast. Its ruins have been seen in 1618 and were called Oude wereld ('ancient world'). Because the remains survived for centuries, it is likely that the fortress was at some stage replaced by a heavily fortified castle, and we may assume that this happened in the fourth century, when the castle of Aardenburg was rebuilt from natural stone. The remains of a nearby Roman settlement have been found in the neighborhood.

7 ATLANTIS IN NEDERLAND

De titel van dit werkje is alleen gebruikt om een analogie met de verdronken welvarende stad te suggereren. Regelmatig echter duiken er curieuze studies met bewijzen of theorien over de exacte plaats van Atlantis. Die locaties worden soms ook in onze omgeving gesitueerd. Een bloemlezing:

In 1682 verscheen de publicatie van de Zweed Olof Rudbeck, rector aan de Universiteit van Uppsala. waarin hij bewees dat Atlantis in Zweden was terug te vinden.

In 1806 schreef Charles-Joseph de Grave, jurist en politicus, met interesse in wijsbegeerte, klassieke en germaanse talen en griekse mythologie, "République des Champs Elyseés, ou Monde Ancien" en situeerde Atlantis in de omgeving van Zeeland, Vlaanderen en Frans Vlaanderen.

In 1953 is het de Duitse archeoloog Jürgen Spanuth die een theorie voor­stelt, waarin hij Atlantis plaatst in de Noordzee, rond Helgoland. (Basileia=Atlantis=Helgoland)

Volgens Spanuth bestond in Noord-Duitsland, Denemarken en de aangrenzende zeegebieden een ontzaglijk noordelijk rijk van waaruit, na de catastrofe op het einde van de 13de eeuw v. Chr., het geheimzinnig zee­volk vertrok dat Egypte zou aanvallen.

In 1990 publiceerde Marcel Mestdagh ''Atlantis'' waarin hij aantoonde dat het Ile de France het Atlantis van Plato is, aan de hand van een reusachtig netwerk van oude wegen, ovaalstructuren, historisch en toponymenonderzoek

Omstreeks 1870 verscheen het Oera-Lindaboek, de ontstaansgeschiedenis van dit werk is onduidelijk, het betreft fictieve Friese geschiedenis en is gebaseerd op allerlei verhalen, een kundige vervlechting van uiteenlopende legenden, etymologien en toponiemen, verschenen als een kopie van een oudfries manuscript, maar het bleek bij nader inzien een vervalsing. Het Oera-Linda boek situeert Atlantis in het noorden van West Europa: Atland, Texland en Frya'sland.

In 1999 publiceerde Joël Vandemaele in zijn boek "Controversiele Geschiedenis" zijn onderzoek naar de plaatsen die genoemd worden in het Oera Linda Boek, in relatie tot plaatsen in het huidige Noord Frankrijk en West-Vlaanderen. Vandemaele vermeldt één plaatsbepaling in het OLB van Atlantis, "Ons voormalige westland, rechtover Brittannia gelegen"

Engeland, Cornwall (a), m.n. St. Michaels Mount (b), Land's End(c) en de Scilly eilanden (d), worden door diverse auteurs, o.a. Alfred Tennyson, genoemd als de locaties van Atlantis, maar tegelijkertijd ook Avallon, Lyonesse (het verdronken land) en Terre de Salvaesche

8 ALGEMENE MISVATTINGEN

Op mijn zoektocht ben ik een aantal beweringen of conclusies omtrent Witlam tegengekomen waarvan mij achteraf is gebleken dat zij waarschijnlijk onjuist zijn. Om het verhaal boeiend te houden wil ik die niet weerleggen in de tekst van het verhaal maar doe ik dat in dit hoofdstukje.

'Witlam wordt voor het eerst genoemd in een geschrift uit een Duits klooster' Waarschijnlijk een kwestie van klepel en klok. Het klooster is inmiddels geidentificeerd als Blandinium, tegenwoordig de Sint-Pietersabdij in Gent

'de noormannen waren barbaren die slechts kwamen om te plunderen' Witlam blijkt een voor de Noormannen belangrijke handelsplaats geweest te zijn. Zij hadden zelf alle belang bij het instandhouden van de handel op een strategische plaats. Daarnaast werden vanuit Noorwegen missionarissen uitgezonden om nederzettingen met heidense Noormannen te bekeren. Het is gebleken dat een deel van de Noormannen notabene katholieken waren. Zo ontdekte Leif Eriksson in het jaar 1000 Amerika terwijl hij op weg was naar heidense Noormannen op Groenland. Bovendien waren de scandinaviers gewoon om via lange wegen handel te drijven. Ze kwamen in ieder geval tot in de Kaukasus en , zij het meer betwist, tot in de Middellandse Zee.

 

Meer lezen:

Landjepik: verdwenen Nederland Een dwars door de lage landen trekkende speurtocht naar verdwenen steden en streken in Nederland en de daarmee verbonden legenden. Een korte geschiedenis van het gevecht tussen land en water, de mens, de techniek en het gebrul van de waterwolf. Landjepik geeft een overzicht van wat Nederland is geweest, en hoe dat in herinnering blijft.

Orisant, het mysterieuze eiland in de Oosterschelde, ooit verzwolgen door de zee, nu weer digitaal drooggelegd.

Kunstgeografie, een overzicht van Atlantis studiën.

 

Disclaimer

Een aantal stukken tekst is gekopieerd van internetbronnen die ik niet meer kan achterhalen. Ik heb dus geen (bewijs van) toestemming tot overname. Mocht u rechthebbende zijn, meldt u zich dan.