De geschiedenis van ons huis
Inleiding - Bouwjaar - Rondleiding - Bewoners - Bronnen

=> 1724? Johannes Goudswaard
=> 1729 Pieter Bax
=> 1734 Cornelis van der Weyden
=> 1773 Pleun Groen
=> 1799 Chirurgijn Johannes Groesbeek Jr.
=> 1823 Chirurgijn Philippus Groesbeek
=> 1858 Arie en Chirurgijn Simon Groesbeek
=> 1893 Simon en Johannes Arie Groesbeek, Chirurgijns
=> 1894 Cornelis Jonges, Arts
=> 1903 Roelof Lambertus Otten, Arts
=> 1904 Dr. Cornelis van der Sluijs [Foto 1909]
=> 1917 Dokter Willem Jacob Slis [Foto 1919?] [Foto 1922]
=> 1936 Dokter Abraham Touw
=> 1957 Dokter M. Dufour
=> 1959 Dokter G. Grootenhuis
=> 1968 Drs. J.K. Prins

1724? - Johannes Goudswaard

De vroegste bewoner van ons huis die wij hebben kunnen traceren is Johannes Goudswaard. Van hem weten we dat hij in 1724 al in het huis woonde. Hij moet in dat jaar al wat ouder zijn geweest want we lezen in een akte uit 1724 dat zijn zoon van 'competenten ouderdom' wordt genoemd. De familie van Johannes was vermogend, van Johannes zelf weten we dat nog niet precies maar als telg uit een regentenfamilie was hij zeker niet behoeftig. Na geboorte van een zoon die Johannes genoemd wordt, gaat hij voortaan door het leven als Johannes de Oudere.

Minder gelukkig was Johannes in de liefde. Begin 1724 gaat hij scheiden en de beide echtgenoten gaan zeker niet als vrienden uit elkaar. Op 26-4-1724 maakt hij een nieuw testament. Hij vernietigt alle voorgaande testamenten en wel speciaal dat met zijn gesepareerde huisvrouw Johanna de Herder (opgemaakt op 7-12-1720) en "wil verstaan dat hij zonder testament en ab intestato dezer wereld zal zijn overleden".

Johanna laat dat blijkbaar niet op zich zitten en zint op mogelijkheden om toch een vinger achter het vermogen van Johannes te krijgen. Een maand later, op 29-5-1724 wordt de volgende attestatie bij notariële akte gedeponeerd: "Leendert Patijn en Johannes Goudswaard de jonge beiden van competenten ouderdom wonende in den lande van Voorne attesteren tvv Johannes Goudswaard den Ouden wonende Nieuwenhoorn dat deposanten op zekere dag als wanneer Johannes Goudswaard den Ouden met zijn vrouw Johanna de Herder nog tezamen in Nieuwenhoorn waren aan het huis van de voortsz. Goudswaard den Ouden hebben gezien dat zijn huisvrouw hem na enige woordenwisseling o.a. bedreigde en hem dwong om een briefje te tekenen (doch niet wetende wat de inhoud was) daarbij voegende tekent dat briefje maar voor den duivel, dan heb ik genoeg, waarop de 2e comparant gezien heeft dat Johannes Goudswaard den Ouden het ondertekende en dat deze nog geprobeerd heeft het briefje te lezen doch dat zijn vrouw het in haar boezem stak…"

Wat er in het briefje in de boezem van Johanna stond, daar kunnen we slechts naar raden. Johannes heeft het ongezien getekend en daar mogelijk spijt van gekregen. Er was maar een mogelijkheid om de aanspraken van Johanna te hoeven honoreren: ervoor zorgen dat hij niets meer bezat. Deze drastische maatregel krijgt twee maanden later zijn beslag. Op 22-7-1726 draagt hij over " wegens liefde, affectie en genegenheid die hij tot zijn kinderen is " al zijn roerende en onroerende goederen en speciaal nog "alle interessen en revenuen als hij in zijn privé als in kwaliteit als executeur van het testament van Abraham Jans Goudswaard mocht competeren" De overeenkomst is dat de begiftigden hem gedurende zijn leven moeten onderhouden, terwijl hij heden in leen weer heeft terugontvangen alle goederen en effectien die in het huis in Nieuwenhoorn zijn waar hij woont.

Zijn zoon Johannes en schoonzoon Jacob Kare laten vervolgens een akte opmaken waarin zij de gift aanvaarden maar verklaren "zij willen zich daarmede niet behelpen of enig gebruik van maken gedurende het leven van hun vader. ". Dat was ook niet echt nodig want Johannes was schout van Nieuw Helvoet en De Quack en Jacob Kare die getrouwd was met Lena, was behalve schout ook dijkgraaf van Rockanje.

Het is onbekend waar Johannes de oudere zich mee onledig hield. In ieder geval werd een deel van zijn inkomen gevormd door het feit dat hij wordt hij vruchtgebruiker van de boedel en nalatenschap van Abraham Jans Goudswaard is. De kinderen Johannes de jonge en Lena zijn de erfgenamen. Om er zeker van te zijn dat Johanna geen roet in het eten gooit draagt hij op 3-8-1726 "alle schuldbrieven, obligaties en verder alle pretenties tot de boedel behorende, over aan zijn kinderen welke goederen hij op heden van zijn kinderen in leen heeft terug ontvangen".

Kort daarop komt Johannes de oudere te overlijden. Inmiddels zijn de kinderen dan niet alleen erfgenaam van hun vader Johannes maar ook van hun oudoom Abraham. Jan Keiser, op dat moment penningmeester van Oudenhoorn (en later ook van meerdere gemeenten) wordt op 31-2-1727 gemachtigd tot de algehele administratie van twee nagelaten boedels.

Er is vermoedelijk geprocedeerd ter zake de afwikkeling van het testament. De afwikkeling van het testament heeft jaren geduurd en zelfs na de dood van Abraham werd door de erfgenamen nog grond aangekocht 'namens de erven'. In de boedel bevinden zich veel verpachte grondstukken in Rockanje, Nieuw Helvoet, Nieuwe Goote, Nieuwenhoorn en Oudenhoorn.

Zowel Lena als Johannes de jongere gingen na het overlijden niet in het huis van Johannes wonen. Zij bleven resp. in Rockanje en vermoedelijk in Dirksland. Het is onbekend gebleven wie er de komende twee jaar in het huis zou wonen.

1729 Pieter Bax

Op 24-2-1729 verkopen de erven van Abram Goudswaard het huis voor 700 gulden en twee zilveren ducatons aan de schout, Pieter Bax. Behalve schout was hij ook raad en vroedschap van Brielle net als zijn zwager Willem de Graaf die later zelfs nog burgemeester wordt in Brielle. Daarnaast was Pieter ook nog armmeester van Nieuwenhoorn en rentmeester van juffr. St.Maurice. In 1727 wordt hij genoemd als regerend schepen en vroedschap van Brielle. Hij is ook notaris geweest in Brielle, er bestaan namelijk diverse akten verleden voor notaris Pieter Bax uit de periode 2-3-1722 tot 4-7-1729. Na in Brielle onder andere gewerkt te hebben als notaris richtte Pieter zich nu volledig op bestuurlijke functies. De verhuizing naar Nieuwenhoorn samen met zijn vrouw Kommerina houdt waarschijnlijk verband met zijn aanstelling als schout.

Op dezelfde dag verkopen de erven ook het naastgelegen huis voor 164 gulden aan Grietje Gerrits. Het was blijkbaar niet zeker hoe zij dit ging betalen. Er bestaat namelijk een schuldbrief waarin Grietje Gerrits een schuld van 64 gulden bekent aan Jan Kaiser maar in de marge van de staat geschreven: " Dese brieff is niet gepasst. alsoo al de cooppenn. gereet betaalt zijn ". Jan Kaiser was behalve penningmeester van Oudenhoorn ook de rentmeester van Pieter Bax, en executeur testamentair van de erven Goudswaard, de vorige eigenaren van het huis waar Pieter in ging wonen.

Wanneer zij in het huis in Nieuwenhoorn komen wonen hebben Pieter en Kommerina een dochtertje van 4 jaar oud. Pieter is in 1699 geboren en Kommerina in 1703. Ze zijn in in 1723 Brielle getrouwd.

Een illustratie van zijn maatschappelijke positie die Pieter Bax lezen we in een overeenkomst opgesteld op 11-03-1729. Een landbouwersechtpaar had huwelijksvoorwaarden opgesteld waarbij gemeenschap van goederen werd uitgesloten en bepaald werd dat winsten staande huwelijk gemaakt zouden gemeenschappelijk zijn. Er zijn echter zoveel schulden ontstaan dat beide partijen besloten hebben tot publieke verkoop van de boedel. Zij komen overeen de kwestie van verdeling ter arbitrage voor te leggen aan Jacobus Braat, koopman, en Pieter Bax.

Bax komt kort hierna te overlijden. Behalve een erfenis moet er ook een "bestuurlijke erfenis" geregeld worden. Op 17 maart 1730 wordt de volgende akte van procuratie opgemaakt: "Pieter van Leiden, heer van Vlaardingen, Vlaardingerambacht, Babberspolder, Middelburg, Nieuwenhoorn, Nieuwe Goote, Vierpolders genaamd het Nieuwland, raad en oud-burgemeester van Leiden, hoogheemraad van Rijnland, meesterknaap van Holland en West Friesland, machtigt Kornelis van IJsendoorn, stadhouder van Putten en schout en secretaris van Rockanje tot administratie van al zijn landerijen in Voorne en Putten en overname van alle bijbehorende documenten van de weduwe van Pieter Bax".

Pieters vrouw, Kommerina, wordt nu voor de tweede keer weduwe want eerder was zij al getrouwd met Pieter Godefroid Lambinon. De kinderen in het gezin op het moment van overlijden zijn Maria Abigael Lambinon, meerderjarig, Frederik Lambinon (geb. ca 1718), Pieter Godefroid Lambinon (geb. ca 1720), Jan Bax, (geb. ca 1723) en Durvina Bax, (geb. ca 1725).

Kommerina de Graaf vertrekt een tijdje na de dood van Pieter Bax weer naar Brielle, waar ze vandaan kwam. In ieder geval is woonde zij op 31-5-1730 nog in Nieuwenhoorn maar gaat later in een pand in Brielle wonen aan de oostzijde van het Noordeinde. Dit pand maakte deel uit van de boedel die haar man Pieter achterliet. In 1733, op 31-5, koopt ze van apotheker De Haes in Brielle een groot pand op de hoek van de Capoenstraat en de Markt om erin te gaan wonen. Het huis op het Noordeinde blijft echter haar eigendom.

1734 Cornelis van der Weyden

Op 8-3-1734 verkoopt Kommerina de Graaf, de weduwe van Pieter Bax, het huis aan Cornelis van der Weyden voor 600 carolus guldens. Cornelis koopt het huis om erin te gaan wonen. Hij betaalt de helft contant en voor het resterende bedrag geeft hij een schuldbrief af. Het schaftgeld ten behoeve van de armen van Nieuwenhoorn bedraagt 11 stuivers. De schuldbrief is in feite een hypotheek aangezien hij het huis tot zekerheid heeft gegeven. Zij komen verder overeen dat hij belooft de schuld met 25 gulden per jaar af te lossen met rente. Het aflossen gaat Cornelis gemakkelijker af dan voorzien want op 17-3-1745 heeft hij de totale schuld afgelost.

Wie Cornelis nou eigenlijk was of wat voor positie hij innam, weten we niet. We weten alleen dat hij het kind was van Floris van der Weide en Neeltje Kornelis de Regt en geboren op 6-5-1703. Verder had hij een oudere broer Floris en een jongere zus Deliana. Deliana is getrouwd met de schout van Nieuwenhoorn, Pieter Maartens Kluifhoofd. Zijn moeder Neeltje is later getrouwd met Kornelis Arensz Quack en 1-9-1720 met Jan Jansz Luijrek, "jm van Appeldoorn in 't land van Kleeve", later simpelweg Jan Lurk genoemd. Dit alles speelde zich af in Nieuw Helvoet.

Kornelis is ten tijde van de aankoop al getrouwd met Jannetje Leenderts Reiger want op 28-12-1733 maken zij hun testament op. Jannetje is eerder getrouwd geweest met Jan Cornelisz Paeling, ook uit Nieuw Helvoet.

Op 21-10-1736 machtigt Kornelis van der Weiden George van Hoogwerf (o.a. notaris en burgemeester in Brielle) tot aanvaarding uit handen van de leenheer Jacob van der Meer, heer van Hogeveen en raad in de vroedschap van Leiden, van het leen van een boomgaardje in de Kerkhoek nr. 14 belast met een erfpacht van f 6 per jaar. Dit boomgaardje vormt nu nog voor ongeveer de helft van de oorspronkelijke grootte, de achtertuin van het woonhuis. Dit is de eerste maal dat het boomgaardje in relatie wordt gebracht met het woonhuis hoewel het tot op de dag van vandaag het nog steeds een apart beschreven stuk onroerend goed is gebleven, en vele malen verkaveld is geworden zodat van de oorspronkelijke vorm niets meer over is. Door de jaren heen werd het verkocht, aangekocht, weer verkocht, enz.

Jannetje Leenderts Reiger, echtgenote van Kornelis, overlijdt op 27-7-1757 of 20-7-1757. Als gevolg van haar overlijden wordt een akte van uitkoop opgemaakt op 2 januari 1758. Hierin wordt bepaald dat het huis en erf toekomen aan Kornelis en dat hij de drie kinderen uit het eerste huwelijk van zijn vrouw (met Leendert Jans Paling) bij meerderjarigheid samen 250 gulden moet uitkeren. Voogd over de kleinkinderen als gevolg van het eerste huwelijk van Jannetje is overigens Pieter Maartens Kluifhoofd, schepen van Nieuwenhoorn en dus de zwager van Cornelis. Op 18-8-1758 laat Kornelis een schuldbekentenis vastleggen ten bate van de erfgenamen van Jannetje Leenderts Reyger.

Rond 1750 beleeft men in de regio een opleven van agrarische economie, nieuwe teelten in akkerbouw, waaronder aardappels. Investeringen in de landbouw namen toe en na een periode met betrekkelijk weinig inpolderingactiviteiten groeide ook de belangstelling van investeerders in nieuwe bedijkingen. Boeren beginnen met het laten bouwen van renteniershuizen in het dorp om zo plaats te maken op de boerderij. De welvaart gaat waarschijnlijk grotendeels aan Kornelis voorbij en hoewel hij verkeerde met wat lokale regenten (niet de Brielse overigens) heeft hij blijkbaar moeite de bijbehorende levensstijl te financieren.

Op 1 februari 1758 benoemt Hendrik Multjes bij testament Kornelis als voogd over de dochter uit het eerste huwelijk van zijn vrouw: Angenietje van der Konst. Angenietje wordt meerderjarig en Kornelis ziet zijn kans schoon en trouwt met haar. Op 7-9-1760 maken zij hun testament op en niets te vroeg want Angenietje komt spoedig te overlijden.

Kornelis hertrouwt voor de derde keer met Aagje Koekendorp (geb.8-8-1734), dochter van Huig Koekendorp. In 28-2-1762 gaan ze in ondertrouw en op 16 maart wordt attestatie verkregen. Hoewel Aagje tot aan haar huwelijk in Brielle woonde, trouwen ze tegen de gewoonte in, in de woonplaats van de bruidegom, Nieuwenhoorn. Aagje overleeft Kornelis, erft het huis en blijft erin wonen.

Wanneer Cornelis kort na zijn huwelijk overlijdt erft zijn nichtje Arendje de leen op de boomgaard. Het blijkt dat zij min of meer buren waren want het in het zuidoosten aangrenzende perceel was van Arnout Muiser, de echtgenoot van Arendje.

1773 - Pleun Groen Aagje trouwt na het overlijden van Cornelis van der Weyde zoals hij inmiddels geschreven wordt, haar tweede echtgenoot Pleun Groen. Het huwelijk vindt in 1773 plaats. Pleun trekt bij Aagje in.

In 1780 komt de boomgaard weer bij het huis. Arnout en Arendje Muiser dragen het geërfde zuidelijke deel over aan de Diakonie van de Armen van Nieuwenhoorn, Pleun is de Diaken. Van de weduwe van de chirurgijn, Ewout Beukelaar, koopt Pleun het noordelijke deel van de boomgaard.

Pleun Groen moet een bekende Nieuwenhoornaar geweest zijn. Hij was diaken en armmeester in Nieuwenhoorn. In die hoedanigheid zal hij de chirurgijns meerdere malen tegen het lijf gelopen zijn want er zijn diverse aangiften van overlijden in de archieven te vinden die door Pleun Groen gedaan zijn. Wat Pleun verder bezat of deed weten we niet. Wel zijn we Pleuns broer Hendrik tegengekomen. Hij bezat in die periode onroerend goed in Nieuwenhoorn en met een geschat vermogen van ca. 4000 gulden had hij het niet slecht.

Door de revolutie waren er roerige tijden ontstaan voor de omgeving. Vooral de vissers van Brielle en Zwartewaal plachten getooid met oranje linten de orde nog wel eens te verstoren. Zij deden dit bij voorkeur op de (vis-)markt door het roepen van leuzen als 'Oranje Boven!'. In 1781 ontstaan er wrijvingen tussen de Prins of Oranjegezinden en de Patriotten of kezen wanneer de eersten zich bij Engeland, de tweede zich bij Frankrijk willen aansluiten. Voor de lokale regenten betekent dit schipperen.

De vader van Aagje, Jakob komt te overlijden en het blijkt de erfenis omvat o.a. een huis dat bijna een buurhuis is, aangeduid als Q nr. 6. Vlak voor haar overlijden verkoopt Aagje en haar broer Simon, nagelaten kinderen en erfgenamen van Jakob Koekendorp dit buurhuis in het dorp en erf voor 550 gulden aan Abraham Steyl die dan al in Nieuwenhoorn woont. De transportdatum is 27-6-1799. Het huis waar ze met Pleun woont wordt nu aangeduid als het huis Q nr. 9.

1799 Chirurgijn Johannes Groesbeek Jr.

Een paar dagen later in juni 1799 overlijdt Aagje Koekendorp dan al weduwe van Pleun. De erven, haar broer Abraham Koekendorp en haar halfbroer en -zuster Simon Koekendorp en Leendert van 't Wout, getrouwd met Elisabeth Koekendorp, verkopen het woonhuis voor 1100 gulden aan de eerste generatie Groesbeek die vanuit het huis zijn reeds bestaande chirurgijnspraktijk zal gaan uitoefenen. Deze overdracht is vastgelegd in een akte gedateerd 16-10-1799 voor Schout en Schepenen. Het huis wordt als volgt beschreven: een huis (Q nr. 9), erf en schuur in het dorp met 'boorden bedstee schoorsteenplanken, onderlangen, platen en haardijzers', belast met 10 st. 6p.schaft- of kapoengeld per jaar t.b.v. Jacob Mathol in Brielle, 2 gemet 123 roede weiland in de Steenhoek nr. 4, in huur bij Dirk Hollaar tot 1806, voor 1100 gulden gereed.

Hoofd van de giftebrief waarmee de overdracht aan Groesbeek vastgelegd werd.

Toeval of niet, maar het geslacht Mathol woonde in deze periode in Brielle en een van de mannen Mathol wordt in 1784 genoemd als chirurgijn. De huurder Dirk Hollaar pachtte onder andere grond in de Nieuwe Goote. Oorspronkelijk stamde hij uit een oranjegezind vissersgeslacht uit Zwartewaal. Wat er van Pleun geworden is weten we niet.

Johannes Groesbeek jr. aan wie het huis verkocht wordt, is de zoon van Johannes Groesbeek de oudere, de befaamde chirurgijn in Dirksland. Johannes jr. is dan al sinds 1791 chirurgijn in Nieuwenhoorn maar woont en werkt vanuit een gehuurd huis, hoewel hij op 22-5-1801 het huis naast zijn toekomstige woning koopt (Q nr. 8). Hij koopt dit huis van Leuntje de Gruiter op dat moment minderjarig redelijk gefortuneerd erfgename en woonachtig in Brielle. De koopsom is 357 guldens die contant worden voldaan.

Al een jaar later, in 1792, is het aan Johannes om de zieke vrouw van de schepen van Nieuwenhoorn Kornelis Jacobs Kluit, Maria Hageman te genezen. Het lukt helaas niet en zij komt te overlijden.

Wanneer Maria overlijdt blijkt dat zij de armlastige weduwe van de vroegere overleden chirurgijn Christoffel van Dijk geld geleend te hebben om haar te ondersteunen. Christoffel was chirurgijn in Nieuwenhoorn geweest in 1778 en 1779 en de opvolger van Ewout Beukelaar die van 1740 tot 1777 chirurgijn in Nieuwenhoorn is geweest. Ewout Beukelaar was de eerste echtgenoot van Maria.

Blijkbaar heeft Johannes toch het vertrouwen van Kluit gewonnen want hij is getuige als Kluit zijn testament opmaakt in 1794.

Abraham Koekendorp heeft in zijn testament in 1780 overigens Kornelis Jacobs Kluit als voogd benoemt, mocht zijn grootvader, Amos Arkenbout overleden zijn. Zo ook de chirurgijn van Rockanje in 1788. Hoewel dit een onderonsje lijkt, was het blijkens de testamenten niet ongewoon om Kornelis Jacobs Kluit als voogd of executeur te benoemen in een testament. Hij was toen namelijk de schout van Nieuwenhoorn. Kluit woonde tegenover het chirurgijnshuis in een gelijkend pand. In 1798 maken Johannes en zijn vrouw hun testament op en benoemen Johannes de oudere tot voogd.

Het bezit wordt uitgebreid. Op 22 mei 1801 transporteren Hendrik van den Ban en Leendert de Bruin, voogden over Leuntje de Gruijter aan Johannis Groesbeek Jr. een huis (Q nr. 8) en erf in het dorp belast met een schaftgeld van 6 stuivers en 6 penningen per jaar voor 357 gulden. In de akte wordt nog vermeldt dat de gang tussen dit huis en het huis nr. 7 eigendom is van Willem Torman, de eigenaar van nr. 7.

Zoals gebruikelijk in die tijd voor chirurgijns had ook Johannes Groesbeek diverse bijverdiensten. Zo was hij onder andere belastinggaarder. In 1804 en 1806 stelt Judith de Zoete, de vrouw van Johannes Groesbeek jr., zich borg voor haar man 'in diens functie van gaarder in Nieuwenhoorn'. Omdat inmiddels de gilden zijn afgeschaft ziet ook Johannes de bui hangen van concurrentie maar op Voorne-Putten blijkt dat nogal mee te vallen. Hoewel het gildensysteem op de helling gaat en jaren later pas helemaal wordt afgeschaft blijven hier de chirurgijns zeker van hun posities. Ondanks de bijverdiensten was Johannes in de eerste plaats chirurgijn.

In 1819 heerste er een pokkenepidemie in de regio. Eind 18e eeuw was het Engelse boeren opgevallen dat melkmeisjes zelden pokken kregen en het was de Engelse arts Jenner die in 1798 ontdekte dat er een beschermend effect van de koepokken uitging. In Nederland was men tijdens de Bataafse Revolutie in 1795 gaan experimenteren met het koepokvaccin. Omstreeks 1820 werd begonnen met massavaccinaties in alle provincies in Nederland, dit programma duurde tot 1884. In 1822 werd aan Johannes de gouden medaille uitgereikt voor zijn optreden als vaccinator.

Net als bij alle ambachten moest je bij het chirurgijngilde een opleiding volgen van een paar jaar. Bij de chirurgijns duurde dit minimaal vijf jaar. De opleiding was heel duur zodat niet iedereen het kon betalen. De kans om het examen te halen was erg klein. Er werden moeilijke vragen gesteld over anatomie en verloskunde. Ook moest je de instrumenten kunnen gebruiken. Bijvoorbeeld brandijzers waarmee bloedende wonden werden dichtgebrand.

Haalde je het examen niet, dan kon je het gemakkelijker alternatief proberen, namelijk het vak van scheepschirurgijn. Haalde je het wel, dan kon je een winkel openen en lid worden van het gilde.

De meeste chirurgijns waren tevens barbier, zodat zij in haarknippen en baardscheren een aanvullende bron van inkomsten hadden. De met rood-witte windingen beschilderde staak aan de pui van de kapperswinkel bewaart de herinnering aan de tijd dat barbier en chirurgijn in een en dezelfde persoon waren verenigd. Het uithangteken zou, zoals wel wordt gemeend, de stok symboliseren waarop vroeger de arm van de patiënt steun vond tijdens de aderlating.

In de 19de eeuw boekte men grote successen met aderlaten en het aanleggen van bloedzuigers. In 1824 beleefde deze therapie haar hoogtepunt.

Door de zware belastingen en de continue staat van oorlog van de franse bezetter neemt de ontevredenheid toe, terwijl ook de economie er weinig florissant voorstaat. Fransen militairen zorgen dat er via zee geen handel meer wordt gedreven. Armoede en honger zijn daarvan het gevolg. Na de Franse nederlaag in de Slag bij Leipzig van oktober 1813 trekken de Franse troepen zich ook terug uit Nederland. Bij de Franse nederlagen zijn vele Nederlandse soldaten omgekomen. Tot in Amsterdam ontstaan relletjes en worden douanehuisjes in brand gestoken. Op 20 november 1813 nemen van Hogendorp en van der Duyn van Maasdam het algemeen bestuur op zich. En op 30 november landt de erfprins, de latere koning Willem de I in Scheveningen. Hij wordt op 2 december 1813 ingehuldigd als soeverein vorst in de Nieuwe kerk te Amsterdam. Op 29 maart 1814 komt een nieuwe grondwet tot stand.

1823 Chirurgijn Philippus Groesbeek

Philippus is de in 1794 geboren zoon van Johannes de jongere. In 1832 ging het kadaster van start en werd Philippus ingeschreven als eigenaar van het huis dat hij in 1823 geërfd had na het overlijden van zijn vader. Net als zijn vader was hij niet alleen heel- maar ook vroedmeester. Dit kan ingegeven zijn doordat Cornelia Weeda in 1822 stopte met het ambt van vroedvrouw, dat zij vanaf 1813 had uitgeoefend.

In 1827 werd het kanaal door Voorne aangelegd. De bouwwerkzaamheden die tot 1830 zouden duren zorgden voor veel bedrijvigheid. Hierdoor groeide Hellevoetsluis maar de situatie voor de volksgezondheid ging met sprongen achteruit. In de periode 1826-1860 bijvoorbeeld zaten de mensen erg dicht opeengepakt als gevolg van het bouwverbod buiten de vesting. Gemiddeld woonden er toen 10 mensen in een woning, en die waren bepaald niet riant te noemen. De kostwinners waren hoofdzakelijk mannen die op of om de marinewerf werkten. Hoe overbevolkt het was mag blijken uit namen als "het muizenkasteel". De situatie in Nieuw-Helvoet en Nieuwenhoorn met hun agrarische karakter was hiermee niet vergelijkbaar.

Phillipus besteedde niet al zijn tijd aan het chirurgijnsvak. In 1839 verscheen een boek van zijn hand getiteld 'Barend Peperstaart of de plattelandsbewoners'. Als pseudoniem gebruikt hij een anagram van zijn naam: S. Boeregek. Naar het schijnt is een belangrijke verklaring voor het gebruik van het pseudoniem gelegen in de inhoud en toon van het boek.

Vanaf 1848 staat Simon zijn vader terzijde in het chirurgijnsvak. Langzamerhand neemt hij de praktijk over tot vader Philippus er in 1852 mee stopt. Zijn plaats in de praktijk wordt overgenomen door zijn kleinzoon, Johannes Arie, zodat er weer twee Groesbeken het chirurgijnsvak uitoefenen.

1858 Arie en Chirurgijn Simon Groesbeek

Er heeft een overdracht plaatsgevonden van Philippus aan zijn zonen Arie en Simon. Wat Arie deed is onbekend, Simon had al eerder de chirurgijnspraktijk onder zijn hoede.

1893 Simon en Johannes Arie Groesbeek, Chirurgijns

Er heeft een splitsing van de eigendommen plaatsgevonden en Simon is nu samen met zijn zoon Johannes Arie geregistreerd als eigenaar. Geleidelijk aan verandert de benaming van de lokatie van het huis van Kerkhoek naar Dorp. Simon heeft tot zijn dood 1892 gepraktiseerd als chirurgijn, samen met zijn zoon Johannes Arie die het na de dood van zijn vader voor gezien houdt.

1894 Cornelis Jonges, Arts

De eerste echte arts, dr. Cornelis Jonges koopt in 1894 het huis van Johannes Arie Groesbeek die inmiddels betiteld wordt als Geneesheer. Jonges, getrouwd met Anna Catharina Schreuder, bezit een aanzienlijke hoeveelheid onroerend goed in Nieuwenhoorn variërend van bouwland tot huizen. In Nieuwenhoorn worden drie kinderen geboren: Gretha Anna in 1894, Anna Catharina in 1895 en Cornelia Anna in 1896. Jonges was een boerenzoon en afkomstig uit Noord Holland en is daar later ook naar teruggekeerd. Na zijn periode in Nieuwenhoorn heeft hij zich gespecialiseerd als gyneacoloog. Het doktershuis wordt verkocht samen met een boomgaard en aangrenzend erf.

1903 Roelof Lambertus Otten, Arts

R.L. Otten vertrok uit Brielle en vestigde zich in Nieuwenhoorn als gemeentearts, in het huis dat hij van Jonges had overgenomen. Otten was lid van de gezondheidscommissie. Die commissie hield toezicht op de volksgezondheid en hygiëne en de komst van Otten werd dan ook gevoeld. De commissie constateert diverse onvolkomenheden ten aanzien van de riolering van Nieuwenhoorn en dat er naast de kerk een greppel is waarin het dorpswater wordt afgevoerd en die "voorziening vereischte" vanuit. Het college van B&W belooft hierop de riolen te verbeteren en te gaan confereren met de kerkeraad.

Op 13 september krijgt de arts Schoonhoff een brief van B&W dat Otten medegedeeld heeft dat Schoonhoff gedurende enige tijd de praktijk waarneemt. Hiermee verband houdend verzoekt B&W om een bewijs van bevoegdheid te tonen. Schnoonhoff is door dit briefje in zijn wiek geschoten en reageert aldus per kerende post stuurt de Burgemeester een brief "Hoewel volgens mijne meening uw schrijven van heden geen antwoord behoeft en dan ook niet door mij beantwoord worden zal, heb ik de beleefdheid u te berichten dat de oorzaak van mijn schrijven van de 13e september l.l. niet was wantrouwen in uwe bevoegd edoch eene herinnering aan een verplichting(…)".

Het komt niet meer goed. Eind van dezelfde maand, de 28e krijgt Schoonhoff een brief van de burgemeester. B&W hebben een vaccinatie afgekondigd en Schoonhoff stelt dit uit. In de brief wordt hij er fijntjes op gewezen dat "het niet op uwen weg als plaatsvervangend Gemeente Geneesheer ligt om zonder eenig overleg met het Gemeentebestuur de uitvoering van eene afkondiging van B&W onmogelijk te maken".

Het slot van de tweede boze brief van De Burgemeester

Op 19 juli 1904 verzoekt Otten ontslag aan het college van B&W. Dit wordt niet zonder meer aanvaard, hij wordt er namelijk in een briefje op gewezen dat hij zijn ontslagverzoek niet "op zegel" stuurt, dus doet hij het op 22 juli nog eens, en nu wel op gezegeld papier. Hij geeft tevens zijn positie in de regionale gezondheidscommissie op, en wordt opgevolgd door een Brielse notaris. De meeste leden van deze comissie waren Brielse regenten.

1904 Dr. Cornelis van der Sluijs

Op 19 juli 1904, dezelfde dag dat zijn voorganger Otten ontslag probeert te nemen, stuurt Van Der Sluijs een aanbevelingsbrief waarin hij wenst gaarne in aanmerking te komen voor het ambt van gemeente geneesheer. De gemeente Nieuwenhoorn laat er geen gras over groeien op benoemt hem op 27 juli tot gemeentegeneesheer per 1 augustus, "tevens belast met doodsschouw" en vaccinatie voor een bedrag van 400 gulden per jaar.

Foto uit 1909 genomen voor het huis van Dokter Van der Sluijs ter gelegenheid van de Oranjefeesten.

1917 Dokter Willem Jacob Slis

De huisarts Willem Jacob Slis verwerft het huis van Sluijs en gaat voortvarend te werk. Volgens het kadaster koopt hij kort hierna twee naastgelegen huisjes, een van vier bij vijf meter en een woonhuis met schuur met een totale oppervlakte van 7 bij 8 meter. Drie jaar later in 1921 laat hij ze slopen en in 1937 verkoopt hij de grond. Ook doet hij in dat jaar de boomgaard van de hand. Gelijk met het huis koopt hij ook een stuk weiland in de Welhoek.

Foto van Dokter Slis en zijn huishouden. Deze foto is niet voor 1919 gemaakt.

Door de inwoners werd Dokter Slis herinnerd als 'de dokter die er altijd was'. Hij ging niet vaak met vakantie, maar was wel ieder jaar tijdens het jachtseizoen te vinden op Goeree-Overflakkee, zijn geboortestreek. Voordat hij naar Nieuwenhoorn kwam had hij in Rotterdam praktijk gehouden. Jagen was zijn grote liefhebberij. Traditiegetrouw werd er door hem tijdens de jaarwisseling in de lucht geschoten om het nieuwe jaar in te luiden. Dit was op het dorp dan ook het enige nieuwjaarsgeluid dat er op het dorp te horen was.

Dokter Slis introduceerde het fenomeen 'de auto van de dokter'. De auto's van Dokter Slis en die van veearts M.C. van der Poel waren de eersten die in Nieuwenhoorn rondtoerden en trokken als zodanig veel bekijks. Zij droegen de kentekens H-410 en H-411. De letter H stond in die tijd voor de provincie Zuid-Holland.

Al spoedig groeide het aantal auto´s en zo ontstond het idee om jaarlijks met de bejaarden van Nieuwenhoorn een dagje op stap te gaan. Met alle twaalf auto´s reisde men over het eiland en bezocht en strand van Oostvoorne of Rockanje. Ongeveer de helft van de vrouwen liep dan nog in klederdracht. Zuster speelpenning ging altijd mee om een verzorgende taak te vervullen.

In 1920 begon Leen van Lien, bekend bij alle Nieuwenhoornaars als 'Leen van de dokter' als assistent bij Dokter Slis. Hij was toen 12 jaar. Het zou een dienstverband van 50 jaar worden onder verschillende huis- en dierenartsen. Behalve Leen van Lien waren er ook twee dienstboden, Jannetje Bevaart en Stien van Lien.

Na het overlijden van dokter Slis werd zijn vrouw Adriaantje eigenaar van het pand. Ze trouwde met Ir. Willem van Beelen uit Maassluis en verkocht alles aan de nieuwe dokter, Abraham Touw. Het is niet te achterhalen bij het kadaster wat er met het weilandje in de Welhoek is gebeurd.

De Dorpsstraat in 1922.

1936 Dokter Abraham Touw

In het huis werd behalve door dr. Abraham (Hendrikszoon) Touw, de bewoner, ook door J.P. Kugel (of Kügel) van 1938 tot 1950 spreekuur gehouden. Dokter Touw bediende de particulier verzekerden. De ingang van de wachtkamer was door de poort, rechts van het huis. De wachtkamer was een kleine ruimte achter het huis, die meestal vol zat met patiënten die op hun beurt zaten te wachten. De verwarming in de winter bestond uit een klein oliekacheltje, dat meer walmde dan warmte gaf, wat de toch al hoestende en proestende bezoeker niet ten goede kwam.

In 1938 werd het koetshuis afgebroken. Er werd voor de familie van Lien op de plaats van het koetshuis een woning gebouwd. In dit huis was ook de praktijk van de veearts dokter van der Waal gevestigd. Van Lien werkte voor de artsen Touw en Kugel en tevens bij van der Waal.

Het pand stond in verbinding met de dokterswoning ernaast zodat Dhr. Van Lien gemakkelijk bereikbaar was voor alle voorkomende werkzaamheden, ook het apothekerswerk dat de dokter aan huis had. De apotheek was in eerste instantie gevestigd in de dokterswoning, aan de rechterzijde van het huis.

1957 Dokter M. Dufour

Etienne Marcel Dufour nam de veeartsenpraktijk, de twee huizen, erf, garage en boomgaard over en ging erin wonen en zijn praktijk uitoefenen. De familie Van Lien kwam in dienst van Dufour. Na de praktijk overgedaan te hebben vertrok hij naar Hellevoetsluis. Van Dokter Dufour is weinig bekend. Hij is geboren in Djokjakarta op 13 mei 1921, trouwde op 21 mei 1947 in Amersfoort en overleed in Engeland op 25 juni 1992. Hij zou zijn hele leven dierenarts zijn geweest.

1959 Dokter G. Grootenhuis

Dr. Geuchien Grootenhuis en zijn vrouw Siepke Hamming nemen woning en veeartsenpraktijk over van Dufour. Naar verluidt had hij vijf dochters die het aanzien meer dan waard waren. Hij is dan ook degene die het pand van binnen grondig herzien heeft. De indeling van de bovenverdieping is geheel voor zijn rekening.

Aan de noordkant van de perceelsgrens liep een pad van wat nu de Dorpsstraat is tot wat nu het Zandpad heet. Dit pad maakte al meer dan tweehonderd jaar deel uit van een stuk grond dat eigendom was van de Diakonie van de Armen van Nieuwenhoorn. In 1961 werd een en ander herzien en vond en vond er een ruiling plaats. Het perceel werd voor het grootste gedeelte eigendom van de gemeente Nieuwenhoorn. Een strook werd toegevoegd aan de tuin van het huis en het altijd durend vruchtgebruik van dit pad dat Teun van Nierop (de koster) kon doen laten gelden werd een recht van Grootenhuis op de gemeente Nieuwenhoorn.

1968 Drs. J.K. Prins

Voordat dokter Prins en zijn vouw het huis kochten om erin te gaan wonen was hij al veearts in Nieuwenhoorn en woonde gehuurd in het huis met de gebroken kap in de Dorpsstraat, waar vroeger veldwachter Helmstrijd woonde. In 1977 werd de praktijk uitgebreid met dierenarts P. van Dijk.

In 1970 heeft Leen van Lien feestelijk afscheid genomen van zijn 50 jarige loopbaan als apotheker en doktersassistent.

Tot in de jaren zeventig werd in Nieuwenhoorn een paardenkeuring gehouden en stond de hele Dorpsstraat vol paarden. Een bijzonder schouwspel als men zich bedenkt dat dit evenement uit geheel particuliere behoefte was geboren. Heel anders dus dan de hedendaagse evenementen die vooral ter vermaak georganiseerd worden. De smid en de veearts speelden hierin uiteraard een zeer belangrijke rol. Röntgenologisch werk en kreupelheidsonderzoek werd door dokter Prins op Voorne-Putten reeds beoefend toen de Faculteit Diergeneeskunde nog de enige paardenkliniek was.

De vestiging van een centrale praktijk voor dierengeneeskunde op Voorne in Hellevoetsluis viel samen met het pensioen van Dokter Prins. Hoewel hij nog steeds verbonden is met een kliniek voor de orthopedische behandeling van paarden, verkocht hij in 1999 het woonhuis en de praktijk aan Jeroen Oostrijck en Andrea Looij. Direct werd het praktijkpand weer doorverkocht aan Jan en Ria van Raaij die het praktijkpand weer terugverbouwd hebben tot woonhuis.

Disclaimer

Alle informatie met betrekking tot personen is afkomstig uit openbare bronnen, tenzij anders is vermeld. Ik ben derhalve niet aansprakelijk voor enig (rechts-) gevolg verband houdend met publikatie van deze gegevens.